Op 6 juni 1944 landden Amerikaanse, Britse en Canadese troepen op de stranden van Normandië. De langverwachte bevrijding van West-Europa was begonnen. Drie maanden later koos het geallieerde opperbevel voor een korte, gerichte aanval op een smal gedeelte van het front. Door een combinatie van verkeerde inschattingen, slechte onderlinge communicatie, foute aannames en pure pech lukte het de geallieerden toen niet om de Rijnbrug bij Arnhem in te nemen. De oorlog liet zich nog een lange winter voortslepen en de Liemers werd frontgebied.
De Liemers speelde aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol in het Duitse aanvalsplan. Zo hadden de Duitsers de bedoeling om met een overvalploeg, gecombineerd met een gepantserde trein, de Nederlandse verdediging van de drie bruggen over de IJssel bij Westervoort bij verrassing te overrompelen. Als de Duitsers erin zouden slagen om die bruggen ongeschonden te veroveren dan was een snelle doorstoot naar de Grebbelinie mogelijk.
Op 17 september 1944 startte vanuit Engeland een grootschalige luchtlandingsoperatie, Operatie Market Garden. Het plan bestond uit twee delen, het luchtlandingsgedeelte, 'Market' en het grondoffensief, 'Garden'. De bedoeling was, dat de luchtlandingstroepen de bruggen over de grote Nederlandse rivieren, Maas, Waal en de Rijn, zouden veroveren waarna de grondtroepen snel zouden kunnen doorstoten naar het IJsselmeer.
Nadat gravin Adela van Hamaland en haar echtgenoot Balderik van het toneel zijn verdwenen, komen grote delen van hun graafschap Hamaland, dat zich uitstrekt van Elten tot Deventer, in handen van de graven van Gelre en de graven van Zutphen. Uiteindelijk belandt een deel van de erfenis in handen van de heren van Bergh.
De namen van de prehistorische periodes bronstijd en ijzertijd zijn afgeleid van de nieuwe materialen die na de steentijd werden gebruikt voor het maken van werktuigen en wapens. Wat een ontdekking moet het zijn geweest dat men uit bepaalde gesteenten koper of ijzer kon smelten door verhitting! Dit verruimde de mogelijkheden van de mensen om te overleven in de nog sterk natuurlijke omgeving.
De oudste overblijfselen van aanwezigheid van mensen in de Liemers dateren van het eind van de oude steentijd, ca. 8.800 voor Christus. Deze mensen waren nomaden, die leefden van jacht, visvangst en het verzamelen van knollen en vruchten. Pas veel later, tijdens de nieuwe steentijd, werd er ook landbouw bedreven in de Liemers. Toen ontstonden er vaste nederzettingen, die gebonden waren aan de landbouwgronden. Wat we er vooral van hen aantreffen zijn de werktuigen van vuursteen, die in de bodem bewaard zijn gebleven.
Na de val van Napoleon leek het er even op, dat de voormalige Kleefse delen van de Liemers gewoon Nederlands zouden worden. Maar de Pruisen kwamen er toch nog een paar jaar terug. Pas op 1 juni 1816 kon er feest worden gevierd in Zevenaar en in Lobith zelfs pas op 1 maart 1817.
Op 12 juni 1672 stond één van de grootste vorsten uit de Europese geschiedenis op de Elterberg met uitzicht op Rijn. Het was niemand minder dan Lodewijk de Veertiende, bijgenaamd de Zonnekoning. Met een enorme legermacht van 130.000 man was de Franse vorst richting het steenrijke Holland getrokken. Zijn grootste triomf vierde Lodewijk de Veertiende in de Liemers, bij Lobith. Daar stak het Franse leger de Rijn over. De gebeurtenis is nog altijd terug te zien in het prachtige paleis van Versailles bij Parijs.
Weinigen zullen in de Liemers bij de berichten over de Franse Revolutie in 1789 hebben vermoed, dat hiermee een proces op gang zou komen, dat ook deze streek voorgoed zou veranderen. Toch zou de negentiende eeuw er heel anders uit gaan zien dan de achttiende. De kiem werd gelegd in de overgangstijd 1795-1813.
Al voor de Romeinse tijd was er bewoning in de Liemers, maar de komst van de Romeinen zorgde voor verandering. Vanaf de Vroeg-Romeinse tijd (12 v.Chr. – 70 n.Chr.) was een deel van de Liemers (ten zuiden van de Oude Rijn) onderdeel van het Romeinse Rijk, met het Romeinse fort Carvium. De rest van de Liemers maakte deel uit van het vrije Germanië. In de Vroeg-Romeinse tijd werden geen nieuwe nederzettingen gesticht, maar bewoning uit de voorafgaande periode, de Late-IJzertijd, werd voortgezet, zowel binnen als buiten het Rijk. In de Midden- en Laat-Romeinse tijd (respectievelijk 70 – 270 n.Chr. en 270 – 450 n.Chr.) ontstonden nieuwe bewoonde plaatsen. Dat blijkt uit zowel nederzettingen als grafvelden.
De Liemers lag meer dan vier eeuwen aan de rand van het Romeinse Rijk. De komst van de Romeinen met hun technologische en maatschappelijke verworvenheden bracht enorme veranderingen met zich mee. De Rijn vormde lange tijd de grens van het Romeinse Rijk en één van de bijbehorende Romeinse forten lag bij Herwen. Dit fort droeg de naam "Carvium ad molem", wat betekent "Herwen aan de dam". Hiermee wordt de Drususdam bedoeld, die de waterverdeling tussen Waal en Rijn beïnvloedde en een rol speelde bij de pogingen om het noorden van Germanië te onderwerpen.
"Wy Willem, here van den Berghe ende van Bilant, ridder, maecken condt allen luyden ende bekennen in desen apenen brieff…", zo begint de stadsbrief, waarmee Willem, heer van den Bergh, op 8 september 1379 aan ’s-Heerenberg stadsrechten geeft. Het is tot dan toe een kleine nederzetting: een paar huizen aan de voet van de burcht van de heren van Bergh in een zeer moerassig gebied. Ter bescherming is de nederzetting omgeven door een aarden wal, bij de ingang afgesloten door homeiden (slagbomen).
Vroeger, toen men niet zo mobiel was als tegenwoordig, sprak men het dialect van de eigen omgeving. Eeuwenlang waren dialecten standaardtaal en werd de taal van de overheid slechts door enkelen gesproken.
de rivieren hadden vóór 1300 vrij spel in de liemers. bekend is, dat de romeinen al in het begin van onze jaartelling waterwerken hebben laten aanleggen. het ging hen niet zo zeer om de bescherming van dit gebied maar vooral om hun troepen beter te kunnen verplaatsen. een bekende naam in dit verband is de romeinse veldheer drusus.
Een manier om tijdens de Eerste Wereldoorlog het moreel van het Duitse volk te breken, was de blokkade door de Britse marine van alle grote Duitse havensteden. De Duitse marine kreeg het, ondanks enkele verwoede pogingen, niet voor elkaar deze blokkade te breken. Gevolg was een toenemend tekort in Duitsland van allerlei overzeese voedingsproducten en grondstoffen voor de industrie. Hierdoor ontstond een levendige smokkel naar Duitsland vanuit Nederland.
Alhoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal bleef, heeft de bevolking van de Liemers behoorlijk wat van de gevolgen van dit conflict gemerkt. De grensgebieden werden overspoeld met Duitsers die op zoek waren naar voedsel. Naarmate de oorlog vorderde vluchtten ook steeds meer deserteurs en krijgsgevangenen vanuit Duitsland naar het neutrale Nederland. Ondertussen groef het Duitse leger zich in de bossen tussen Elten en Stokkum in en wachtte op een aanval die nooit kwam.
Toen op 25 maart 1609 hertog Johan Willem van Kleef kinderloos overleed, stierf daarmee het hertogelijk huis uit. Dat Johan Willem de laatste telg uit het geslacht zou zijn was al een aantal jaren duidelijk en in een door godsdienststrijd verdeeld Europa hing de vraag in de lucht wie de eigenaar zou worden van de rijke Kleefse Erflanden. Er waren verschillende kandidaten.
Bezoekers die de grote zaal van Kasteel Huis Bergh in 's-Heerenberg betreden, stuiten al snel op een levensgroot portret van een streng kijkende ridder in een zwart harnas. We staan oog in oog met graaf Hendrik van den Bergh (1573 – 1638), de stadhouder van de Spaanse koning in Gelre. In het leven van de edelman speelde de oorlog een hoofdrol. En niet alleen voor hem. Oorlog en ellende stonden voor de inwoners van de Liemers centraal in een periode die in het westen van Nederland als de Gouden Eeuw wordt gezien.
In een provincie met lange grenzen is smokkelen van alle tijden. Uit de Liemers zijn veel smokkelverhalen bekend. Het bekendste is het Azewijns paard, waarbij een Duitser een Nederlands paard met een lasso over een sloot smokkelde. Dit incident wordt in de Nederlandse rechtspraak nog steeds gebruikt als het gaat om grensoverschrijdende delicten. In dit artikel gaan we, gebaseerd op de krantenberichtgeving uit de jaren ’50-’60, in op een gebeurtenis waarbij geen goederen over de grens werden gesmokkeld, maar de grens over de goederen werd verlegd. De Eltener Butternacht: de grootste legale smokkelactie in de geschiedenis van Gelderland.
In de Liemers staan vier laatmiddeleeuwse havezaten. Een havezate is een combinatie van een boerderij en een kasteel. Het kasteel gedeelte werd bewoond door een heer of ridder, die recht van havezate had. Dat betekende dat hij zitting had in het bestuur van het gewest en minder belasting hoefde te betalen. Het boerderijdeel voorzag in het levensonderhoud en werd gepacht door een boer.