De stadsrechten van ’s-Heerenberg
"Wy Willem, here van den Berghe ende van Bilant, ridder, maecken condt allen luyden ende bekennen in desen apenen brieff…", zo begint de stadsbrief, waarmee Willem, heer van den Bergh, op 8 september 1379 aan ’s-Heerenberg stadsrechten geeft. Het is tot dan toe een kleine nederzetting: een paar huizen aan de voet van de burcht van de heren van Bergh in een zeer moerassig gebied. Ter bescherming is de nederzetting omgeven door een aarden wal, bij de ingang afgesloten door homeiden (slagbomen).
Archief Huis Bergh, Inv.nr. 1842 AHB
Het stadje ligt op een belangrijke doorgangsroute tussen Emmerik en Zutphen die daar het bevaarbare riviertje de Wildt kruist. Een paar jaar daarvoor heeft de plaats al tolrechten gekregen, wat leuke inkomsten oplevert. De inwoners, ongeveer 500 à 600 op dat moment, worden poorters genoemd, burgers die stadsrecht genieten. Ze krijgen van de heer van Bergh het recht om uit hun midden een stedelijk bestuur te kiezen. Het bestuur bestaat uit rechter, burgemeester en schepenen. Vanaf 1531 wordt er vergaderd in het 'Nije Raethuys'. Voor die tijd houden de bestuurders hun bijeenkomsten op de Hof van Hedel, een deftig huis van de gravenfamilie dat in de stad ligt.
Een komen en gaan
’s-Heerenberg is een kleine stad, zelfs naar middeleeuwse begrippen. Er wonen mensen van allerlei pluimage, handwerkslieden, kooplieden en zelfs een paar kleine boeren die met hun vee in hun stadsboerderijtjes wonen. Op de burcht woont en werkt een hele gemeenschap van hofhouding en personeel. Daar is het een komen en gaan van lieden voor vergaderingen en rechtszittingen, want het kasteel is het bestuurscentrum van het hele Berghse gebied. Dat zorgt voor werk en inkomen voor de ingezetenen van de stad. Ook het marktleven profiteert ervan. Vandaar de vele kroegen en herbergen voor de doorgaande reizigers, pelgrims, marskramers, zwervers enz. Ten behoeve van hen wordt in 1450 het gasthuis in de stad gebouwd. Ook de waterweg via de Wildt brengt handel in de stad. De kade is aan 'Achter het Waterschap' vlak naast het kasteel.
Bierbrouwen
Er is geen aparte bierbrouwerij bekend. Bierbrouwen wordt in de vele kroegen gedaan of op het kasteel, waar nog een van de torens de 'brouwerijtoren' wordt genoemd.
De burgers mogen dan volgens de stadsbrief rechtspreken over kleine zaken, wat grote criminele zaken betreft, daarover gaat toch de heer van Bergh zelf.
De schutsgilden
De weermacht van de stad is in handen van de twee gilden St. Sebastiaan en St. Antonius. Het eerste en oudste is uitgerust met pijl en boog. Het tweede met de net uitgevonden haakbus, een vuurwapen dat de voorloper is van het geweer. Er wordt een maal per jaar op de papegeye (papegaai) geschoten om de innerlijke verbondenheid naar buiten te laten zien. Maar het dient ook om de schietvaardigheid te oefenen. Dat levert elk jaar een schutterskoning op die dat jaar vrijgesteld is van het betalen van belastingen. Het schuttersfeest is een vrolijk feest voor jong en oud. Zelfs nu wordt het nog gevierd.
Uitbreiding van de stad
In het begin is er alleen de 'd’Ailde Stat’ waar de (brandgevaarlijke) huizen van hout, leem en stro dicht op elkaar staan, het gebied rond de Kellenstraat. Dat leidt door de jaren heen tot verschrikkelijke stadsbranden. Later wordt 'Dat Andere Block' aangelegd, een flinke stadsuitbreiding in westelijke en noordelijke richting. Daar wonen de Berghse heren en de notabelen, zoals dienstmannen van de graaf, burgemeesters, landdrosten, rechters, familie van de graaf, rentmeesters enz. Met hun stenen huizen en mooie tuinen kunnen ze pronken in de buitenwijken van de stad.
Verdediging
De uitbreiding van de stad vergt ook nieuwe verdedigingswerken. Naast de wal, waarvan nu nog steeds een aanzienlijk deel aanwezig is aan west- en noordkant van de oude binnenstad, wordt de stad uitgebreid met muren, vijftien torens en torentjes, twee poorten en binnen- en buitengrachten. In totaal zijn er vijf bastions waar eventueel kanonnen op geplaatst kunnen worden die in elke richting kunnen schieten. Of die kanonnen er ooit zijn geweest staat nergens beschreven.
Iedereen moet meedoen
Iedereen wordt geacht wacht- en waakdiensten te vervullen, behalve de zeven schepenen, de pastoor, de koster, de poortwachters, de landdrost en de twee schutterskoningen van dat jaar. Er zijn nog twee andere gilden, het Onze Lieve Vrouwegilde, een broederschap waarin het lidmaatschap van vader op zoon overgaat en het St. Franciscusgilde van de lakenverkopers en kleermakers. Na de dood van graaf Oswald III van den Bergh in 1712 verliest het stadje veel aan betekenis. Wat in de tachtigjarige oorlog niet is verwoest, kwijnt in de loop van de eeuwen daarna voor een groot deel weg.
Hans Hegman
Literatuur
Dalen, A.G. van, Bergh, Heren, Land en Volk, Nijmegen: Thoben Offset 1979
Schilfgaarde, Mr. A.P. van, Het Huis Bergh, Maastricht: N.V. Leiter-Nypels, 1950
Dalen, A.G. van, Gelderse Historie in de Liemers, eerste deel, ’s Gravenhage - Rotterdam: Uitgeverij Nijgh en van Ditmar, 1971
Dalen, A.G. van, Gilden & Schutterijen in de Graafschap Bergh, Zutphen: De Walburg pers, 1971
Dalen, A.G. van, Graaf Willem IV van den Bergh, Een Gelderse geschiedenis uit de Opstand tegen Spanje, Doetinchem: Staring Instituut - Mr. H.J. Steenbergenstichting, 1998
www.Berghpedia.nl