“We sliepen in een kippenschuur” - Herinneringen van Ben Langenhof uit Lobith aan de evacuatie in 1945
80 jaar geleden werd Nederland bevrijd. In de aanloop daarnaartoe vonden in de Liemers hevige gevechten plaats. Tijdens de winter van 1944-1945 moesten duizenden inwoners noodgedwongen vluchten voor het oorlogsgeweld. In deze serie deelt het Cultuur- en Erfgoedpact persoonlijke herinneringen aan deze evacuatie, als onderdeel van de herdenking van 80 Jaar Vrijheid in de Liemers.
Ben Langenhof is acht jaar oud als hij met zijn familie moet vluchten uit Lobith. Het is voorjaar 1945, het einde van de oorlog lijkt nabij, maar juist in de grensstreek wordt het steeds gevaarlijker.

Ben Langenhof (2025)
Ben woont als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt samen met zijn vader, moeder, broer en zus boven de slagerij van zijn vader, in de Middenstraat in Lobith. Aan de ene kant zit een kapper, aan de andere kant een kruidenier. Bij luchtalarm rent het gezin meestal naar de kelder van buurman Jeurissen, iets verderop in de straat. Die heeft een grote kelder waar meerdere families kunnen schuilen. “Maar op een gegeven moment werd ook dat te gevaarlijk,” herinnert Ben zich. “Toen zijn we vertrokken.”
In de hooischuur van boer Stuit
Voordat het gezin vertrekt, begraaft zijn vader de machines van de slagerij in de grond. “Hij groef een kuil, legde alles erin en gooide het dicht. Pas daarna gingen we weg", vertelt Ben. Ze trekken met een ossenwagen naar boer Stuit, aan de Eltenseweg tussen Lobith en Elten. Ze laden hun spullen op: dekens, wat schoonmaakmiddelen en het slagersgereedschap van vader. Ook zijn messen en het schietmasker gaan mee. “Je wist maar nooit waar het nog nuttig voor kon zijn.” De vader van Ben kent boer Stuit goed: hij kocht er jarenlang zijn vee voor de slagerij. Dankzij die band mag het gezin daar tijdelijk verblijven. In de hooischuur slapen ze met een paar andere gezinnen. Elke keer als het luchtalarm klinkt, breekt er paniek uit in de schuur. “Mensen schrokken, begonnen te roepen. Dat vergeet ik nooit meer,” zegt Ben. Toch blijven ze er een week of drie.
Dan wordt ook hier de situatie opnieuw te gevaarlijk. Net over de grens worden de steden Emmerich en Kleef zwaar gebombardeerd. Ben herinnert zich dat ze de vallende bommen en inslagen kunnen zien vanuit hun schuilplaats. Het gezin besluit daarom opnieuw te vertrekken. Boer Stuit helpt hen verder op weg en regelt contact met een bekende boer in Wehl.
Wonen in een kippenschuur
In Wehl komt het gezin terecht bij dokter Blom, iets buiten het dorp. Ze mogen verblijven in een oude kippenschuur achter in de tuin. De ontvangst is niet heel hartelijk. Toch blijven ze, want een andere plek is er niet. De ruimte is klein, misschien vier meter breed. Ze slapen op stro, met een deken eronder en een deken erover.
Waarom de ontvangst afstandelijk was, weet Ben niet precies. Mogelijk speelde mee dat dokter Blom in het verzet zat, zoals meer artsen in die tijd. In zo’n situatie kon elke aanwezigheid van vreemde mensen een risico vormen. Contact houden met evacués in een schuur achter het huis was dan misschien niet zonder gevaar — of gewoon erg spannend.
Ben is meestal alleen met zijn moeder, broer en zus. Zijn vader is vaak weg. “Waar hij was, heeft hij nooit verteld en wij hebben er ook nooit naar gevraagd,” zegt Ben. Het vermoeden is dat vader waarschijnlijk illegaal slachtte bij boeren mensen in de omgeving. Daarvoor had hij bij vertrek waarschijnlijk ook zijn slachtmessen en ander slagersgereedschap meegenomen.
Op een dag krijgt Ben buikgriep. Zijn vader brengt hem in een kruiwagen naar dokter Blom. De diagnose is duidelijk: hij moet rijst eten. “Maar waar moest mijn vader rijst vandaan halen?” zegt Ben lachend. “Dat was toch nergens te krijgen?”
Elke dag gaan Ben en zijn broer van negen met een emmertje op pad om melk te halen bij een boer buiten het dorp. De route is spannend: ze moeten dwars door de loopgraven heen. “We waren niet bang, we dachten er niet bij na,” zegt hij. Maar één beeld is hij nooit vergeten: “Op een dag hing er een Duitse soldaat, dood, in het prikkeldraad. Toen schrokken we enorm…”
Overleven met wat er was
Eten was schaars, maar het gezin wist zich te redden. De moeder van Ben maakte stroop van gekookte suikerbieten en bereidde zelfs een soort slaatje van bloembollen. “Dat ging heel goed,” zegt Ben. Van de boer kregen ze af en toe wat aardappelen. Melk haalden Ben en zijn broer elke dag bij een andere boerderij, door de loopgraven heen. En als het meezat, kwam hun vader met een stukje vlees thuis. “Echt honger hebben we niet gehad,” zegt Ben. “We kwamen erdoor."
’s Avonds mocht er geen licht branden. “Dat konden de Duitsers zien,” zegt Ben. “Dus alles bleef donker.” Deze donkere avonden kwamen ze door met rollenspelen. Ben realiseert zich nu dat het een hele spannende tijd voor zijn ouders moet zijn geweest, maar ze lieten dat nooit merken. Overdag speelden de kinderen in de weilanden.
Terug naar huis
Na ongeveer zes weken keren ze terug naar Lobith. Het huis blijkt bewoond te zijn geweest door Duitse soldaten. Op zolder hebben ze zelfs kippen gehouden. Alles is vies en rommelig, maar gelukkig niet kapot. De machines worden opgegraven, zijn vader maakt alles schoon om zo snel mogelijk de slagerij te kunnen openen. In het dorp zien ze na lange tijd weer familie, buren en bekenden terug. “Soms was dat emotioneel,” zegt Ben. “Maar de mensen hadden geen tijd om lang stil te staan bij hun gevoelens. Alles moest opnieuw opgebouwd worden. Iedereen ging gewoon weer aan het werk.”
Het leven gaat door
Niet lang na hun terugkeer opende het slachthuis opnieuw zijn deuren. De eerste koeien werden weer geslacht en al snel kwamen ook de Duitse slagers weer terug om koeien te slachten. “Dat was eigenlijk heel normaal,” zegt Ben. “Vóór de oorlog was het ook al half Nederlands, half Duits – en dat ging gewoon weer verder.” Er was weinig wrok of vijandigheid. Mensen wilden vooral weer verder met hun leven.
De bevrijding
Ben herinnert zich hoe Amerikaanse vliegtuigen voedselpakketten uit de lucht dropten in het weiland. Hier zat ook chocolade bij. “We renden er naartoe om het op te rapen.” Voor de bevrijders werden dansavonden georganiseerd. “Ik was daar nog te jong voor, maar het hele dorp leefde ervan op.”
Hoewel Ben zich weinig angst herinnert, zijn er beelden die hem altijd zijn bijgebleven – zoals de dode Duitse soldaat in het prikkeldraad. Hij kijkt terug met nuchterheid. “We hebben het overleefd, en dat is wat telt.”
Foto van het gezin Langenhof tijdens het feest voor 12,5 jaar huwelijk van Bens ouders, 1948. Vader en moeder Langenhof zitten in het midden, omringd door hun familie, buren en een aantal werknemers uit de slagerij. Ben is de eerste jongen van links. De meest rechter man op de foto is meneer Smits uit Groningen, die tijdens de oorlog voor de Duitse Organisation Todt loopgraven moest graven en regelmatig bij de familie Langenhof kwam eten. Na de bevrijding hielden ze contact.
Interviewer: Anna van Velzen | Auteur: Bibi Bodegom
Benieuwd naar hoe Ben zijn verhaal vertelt? Luister dan naar aflevering 3 van de podcast Kind op de vlucht – Herinneringen aan de evacuatie van de Liemers 1944-1945 op YouTube, Spotify of Apple Podcasts.
Dit verhaal is onderdeel van 'Evacuatieverhalen van de Liemers', een oral history project van het Cultuur- en Erfgoedpact van de Liemers in samenwerking met de gemeenten Duiven, Westervoort en Zevenaar, Kunstwerk! Liemers Museum, Nomansland Pictures en de historische verenigingen in de Liemers. Een serie indrukwekkende en persoonlijke verhalen van mensen die als kind de Tweede Wereldoorlog meemaakten en eind 1944 moesten vluchten voor het oorlogsgeweld. Op onze website lees je alle verhalen, en in de podcast 'Kind op de vlucht' komen 10 getuigen zelf aan het woord.