Accessibility Tools

Skip to main content

Hönd

Wat is nou echt kenmerkend voor de Liemers? Dan denk ik in de eerste plaats aan de typerende streektaal. Het is een overgangstaal tussen het Achterhoeks (Nedersaksisch) en het Zuid-Gelders (Nederfrankisch). Het Zuid-Gelders, het Noord-Limburgs en de dialecten tot ver bezuiden het Duitse Kleve worden ook wel Kleverlands of Kleverländisch genoemd. Zo zie je maar weer dat de huidige staatsgrens jonger is dan de oude taalgrens.

Waar de klank van het Achterhoeks in mijn oren wat knauwerig klinkt door het inslikk’n van bepaalde klinkers, zo klinkt het Zuid-Gelders veel zangeriger. Met mijn Liemerse tongval wordt mij buiten de Liemers dan ook wel eens gevraagd of ik uit Brabant of Limburg kom. Als ik dan bovenstaande verhandeling afsteek, dan kijkt men mij aan met een blik van “had ik het maar nooit gevraagd”. Dat zal ze leren!

De Liemerse taal kent verder enkele zeer fraaie meervoudsvormen. Ik zal er eens een paar noemen. Eén hond, twee hönd (de ö spreek je uit als in het Duitse ‘Köln’). Eén boom, twee beum. Eén sok, twee sök. Eén schaop, twee schäöp (je spreekt de äö uit als in het Franse ‘soeur’). Eén draod, twee dräöj. Eén voet, twee vuu:t (klinkers met een dubbele punt erachter spreek je langgerekt uit). Eén luis, twee luu:s. Eén huus, twee huu:s. Eén toe:t (een tas), twee tuuj. Eén knie, twee kni-j. Maar het kan nóg mooier: één paol, twee pös. Of, met een beetje dichterlijke vrijheid: één oog, twee döp. Voor de spelling heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het WALD (Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten). Het boek ‘Zaenderse praot van A tot Z’ is overigens ook een aanrader.

Kent u nog meer van deze bijzondere meervouden? Dat hoor ik graag van u. Dan ga ik daar binnenkort maar eens een liedje over schrijven­.