De nacht die ze bij ons doorbrachten was vaak de laatste
Leven in een oorlogsgebied
Zevenaar lag tijdens de Tweede Wereldoorlog in een spergebied. De plaatsen rondom Zevenaar werden geëvacueerd. Zevenaar zelf niet. Thea Welman (1935) vond dat aan de ene kant wel fijn, omdat ze in haar eigen huis mocht blijven. Anderzijds was het gevaarlijk, want Zevenaar lag middenin de gevarenzone. Aan de ene kant zaten de Duitsers, aan de andere kant zaten de Engelsen. En die schoten op elkaar. Thea zat er middenin.
Ina Kotterman
Ledikanten eruit en stro op de grond
Het is heel raar, maar ik was eigenlijk niet bang. Dat komt ook omdat de soldaten bij ons in de buurt waren. Wij moesten onze slaapkamers verlaten, zodat de soldaten er konden overnachten. Als er wat officieren kwamen, dan moest mijn moeder de bedden netjes opmaken met twee witte lakens. Als er gewone soldaten kwamen, moesten de ledikanten eruit en stro op de grond. Dan konden er wel een stuk of veertien slapen. De meeste soldaten waren min of meer gedwongen om het leger in te gaan. Ze moesten naar het front bij Arnhem. En dan was de nacht die ze bij ons doorbrachten vaak de laatste nacht dat ze leefden. Ik heb meegemaakt dat er mannen foto's tevoorschijn haalden en min of meer via die foto's afscheid namen van hun familie, voordat ze weg gingen.
Op vreemde bodem
Wij hadden héél véél respect voor die soldaten. Wij hebben nooit, noch van mijn moeder, noch van iemand anders, een naar woord over die Duitse soldaten gehoord. Wij hadden gewoon medelijden met ze. Wij konden lekker in huis blijven. Zij waren op vreemde bodem en gingen een toekomst tegemoet waar ze helemaal geen goede dingen van konden verwachten. Wij hebben later een vraag gekregen over hoe wij die Duitse soldaten vonden. En dan hebben wij altijd gezegd dat wij respect hadden voor ze. Niet voor SS'ers en dergelijke, maar voor de gewone Duitse soldaten. Daar waren wij ook niet bang van.
Daar moet een man bij zijn
De Duitse soldaten sliepen dan in onze slaapkamers en wij sliepen in de kelderruimte. Toen mijn vader en broer overleden, zei iemand uit de buurt: ‘Dat kan niet hè, alleen maar vrouwen in huis en dan die Duitse soldaten allemaal. Daar moet een man bij zijn.’ Een ongetrouwde buurman, ik denk van een jaar of vier- vijfentwintig, werd toen gevraagd om bij ons in de kelder te slapen. Gewoon om ons een beetje te behoeden. Nou dat heeft hij één nacht gedaan. Toen had hij al in de gaten dat dat absoluut niet nodig was. Wij hadden geen last van die Duitse soldaten, die bij ons in huis sliepen.
Die steen heb ik nog steeds
Een Joods gezin dat even verderop woonde bij ons moest naar Vught toe. Ze vroegen aan mijn vader: ‘Wil je ons naar het station brengen? Want wij hebben bagage, maar we kunnen het niet dragen. Wij hebben geen geld om je daar een vergoeding voor te geven.’ Toen zei mijn vader: ‘Voor een arme sodemieter doe ik het voor niks.’ En toen kreeg hij een prachtige steen. En die steen heb ik nog steeds. Ik weet niet meer of ik me toen ook al besefte, dat ze niet meer terug zouden komen. Maar dat ze allemaal moesten vertrekken, dat is heel duidelijk geweest. Want plotseling waren de Joden allemaal weg. Ze waren of naar die kampen toe, naar Vught en dergelijke, of ze waren ondergedoken.