Daar werd je flink van
De oorlog door de ogen van een Duivens meisje
Hoe verliep het dagelijks leven van een kind in de oorlogstijd? Greet Smeenk (1932) vertelt over haar herinneringen uit de bewogen bezettingsjaren in Duiven, waar ze al haar hele leven woont. ‘’Vreemde vliegtuigen’’, deelde haar moeder kort mee toen ze op 10 mei 1940 haar slaapkamer binnenliep. Met deze twee woorden begon voor Greet een onzekere tijd.
Ria van der Bruggen
Voor de oorlog
“De eerste jaren daar weet ik niks meer van. Het enige wat ik weet is het ijsje dat ik van mijn vader kreeg. We liepen naar de Rijksweg en toen kwam de ijscokar van Gelria en kreeg ik mijn eerste ijsje, van vijf cent. Ik was een jaar of zes. Mijn vader heeft me schaatsen geleerd, ja, die leefde nog. Ik ging toen net naar school.
Vreemde vliegtuigen
Mijn vader is overleden toen ik negen jaar was. Het moment van verdriet kwam later. Dat is heel vreemd, ik denk dat ik daar te jong voor was. Nou ja, dat was natuurlijk geen fijne tijd. De oorlog was er al. Een van de eerste dingen die ik nog weet, is dat mijn moeder op de slaapkamer kwam en zei: ‘vreemde vliegtuigen.’ Toen begon de oorlog. Ik geloof dat de brug was opgeblazen. We hadden toen al Duitsers in huis.
Brandende wraakzucht
In september ’44 was de luchtlanding bij Oosterbeek. Later werden we allemaal naar Velp geëvacueerd. Uiteindelijk kwamen we in Lathum terecht. Daar hebben we de laatste tijd gewoond. Rond april was er een wraakactie van Duitse soldaten, midden in de nacht. Er was namelijk een Duitse soldaat door de ondergrondse doodgeschoten. Ze hebben toen vijf boerderijen in brand gestoken. Wij waren als laatste aan de beurt. We moesten alles meesjouwen wat we konden, maar boven was alles verbrand. We zijn toen zolang bij een oom en tante geweest, op de hooiopslag. Dat moest, er kwam een bevel. ‘Befehl ist befehl’, zeggen die Duitsers. Ja, zo ging dat.
De afgekochte executie
De man van mijn zuster zat in het verzet. Die is nog een keer gegijzeld geweest, met twaalf anderen in Zevenaar. Er moesten zich mensen opgeven om voor de Duitsers te werken en als er zich niet genoeg opgaven dan werden ze gewoon gefusilleerd, dat deden ze rustig. Ik kan me nog goed herinneren dat we daar kwamen. Er zat toen zo'n dikke vette Duitser, maar ze kwamen vrij. Er hadden zich mensen gemeld, die wilden toch niet dat iedereen gefusilleerd werd. Ondanks alles hebben we geen van allen trauma’s overgehouden aan die tijd, je werd er alleen flink van.”