Accessibility Tools

Skip to main content

Twee graafschappen

Bijna alle gewesten in het tegenwoordige Nederland zijn ontstaan rond het jaar 900 of zelfs al eerder. Dat geldt niet voor de beide graafschappen/hertogdommen die de geschiedenis van de Liemers bepaalden. Gelre en Kleef waren laatkomers.

Gelders Archief

Een klein begin

Een knallende ruzie tussen vorsten maakte rond het jaar 1020 ineens een einde aan de ontwikkeling van het Graafschap Hamaland. Bijna uit het niets doken twee nieuwe vorsten op, vermoedelijk afkomstig uit Vlaanderen. Het waren Gerard en Rutger Flamens. Natuurlijk kwamen ze niet uit het niets. Zij waren verre verwanten van de verdreven vorsten, die allebei een graantje van de erfenis meepikten. Hun nakomelingen lieten dit graantje uitgroeien tot twee bloeiende gewesten.

Gelre

In het gebied ten oosten van de tegenwoordige provincie Limburg had Gerard Flamens zijn burcht in Wassenberg. Van daaruit breidde hij zijn gebied uit naar de plaats Gelre (nu Geldern). Volgens de legende ontleende die plaats zijn naam aan een woeste draak die er huishield in de negende eeuw en de bevolking met zijn gebrul (“Gelre, Gelre”) de stuipen op het lijf joeg. Hoe dan ook: Gerard bouwde ook daar een burcht en dat werd het begin van de stad Gelre. De nakomelingen van Gerard Flamens kregen steeds meer bezit in het noorden. Op den duur noemden de graven van Wassenberg zich “graven van Gelre”en dat werd de naam van hun gebied. Graaf Gerard V trouwde rond 1129 met Ermgard, de erfdochter van Zutphen. Daardoor kreeg hij veel gebied ten oosten van de IJssel in bezit. Dus ook in De Liemers. Op den duur werd Gelre een machtig gewest. Graaf Reinald II zorgde er in het begin van de veertiende eeuw voor, dat er een goede bestuursindeling kwam. Zijn voorgangers hadden al aan de nodige steden stadsrechten verleend, onder andere Emmerik in het jaar 1233. De kroon op het werk was de verheffing van Gelre tot hertogdom in het jaar 1339.

Kleef

Ook Rutger Flamens had een eigen burcht in Tomburg, maar hij verhuisde snel naar de heuvel bij Kleef, waar hij en zijn opvolgers de Zwanenburcht bouwde. Zijn familie beweerde af te stammen van de Zwaanridder Helias, die ooit met een door een zwaan getrokken bootje de Rijn was komen afvaren. Daarom hadden ze een zwaan als helmteken boven hun wapen. Ook hun gebied groeide, maar iets minder spectaculair als dat van Gelre. In de dertiende eeuw hadden de Kleefse graven een machtsgebied met de steden Kleef, Kalkar en Wezel als hoekpunten. Zij probeerden hun gebied ook naar het noordwesten uit te breiden en ze kregen zelfs het recht om tol te heffen bij Nijmegen en Huissen. Maar in het jaar 1247 kwam de stad Nijmegen in handen van Gelre. Dat verhinderde een verdere uitbreiding van het Graafschap Kleef in die richting. In de Liemers had Kleef een paar losse plaatsen in bezit. Met name Groessen was al heel vroeg Kleefs bezit. Jan van Kleef maakte in 1355 graag gebruik van de geldnood van de Gelderse hertog Reinald III om een veel groter deel van de Liemers te krijgen. Eerst werden delen van de Liemers onderpand van een lening, later gewoon Kleefs bezit. Het ging daarbij om Zevenaar, Duiven, Loo en Wehl. Ook Kleef werd een hertogdom, maar pas in het jaar 1417.

Emile Smit