Tolkamer, toen er nog "tol" te heffen viel
Het verhaal van een douaneambtenaar
Het is een mooie dinsdagmiddag. Ik zit in de zon op een bankje aan de Europakade in Tolkamer en kijk uit over het water. Ik denk terug aan het gesprek dat ik enige maanden geleden had met Lerus v.d. Laan. Hij vertelde dat het hier tot in de tachtiger jaren een drukte van belang was. Als douaneambtenaar had hij het allemaal meegemaakt.
Het is 1963. Lerus heeft als 23 jarige al veel van de wereld gezien. Als Groninger had hij twee jaar in Nieuw Guinea als machinist op een motortorpedobootjager van de Marine gediend. Mooie tijd, maar aan alles komt een eind. Zo is Lerus bij de douane terecht gekomen. Hij kreeg Tolkamer als standplaats. Lerus zat tezamen met nog 4 collega's in een kosthuis in Elten. Dat was toen nog Nederlands gebied. Elke dag op de fiets van Elten naar Tolkamer, een afstand van zo'n 6 kilometer.
Lerus vertelt:
"Tolkamer, als plaats waar de Rijn ons land binnenkomt, was van oudsher de plaats waar veel goederen via het water binnenkwamen. De naam zegt het al, de plaats waar Tol geheven werd. Je maakte veel mee. Je had soms met keurige mensen te maken, maar ook met mensen die probeerden de zaak te 'flessen', hun schepen te laten varen op dieselolie die zij als vracht bij zich hadden. Je moest verstand hebben van scheepsmotoren en leidingsystemen om dat soort fraudes te kunnen ontdekken. Als oud-marineman met technische kennis over schepen zat ik hier wel op mijn plaats.
Naarmate je langer in het vak zat, ging je steeds meer mensen kennen. Bijna wekelijks kwam je dezelfde schippers tegen. Je zat bij ze in de kajuit, dronk koffie met ze en soms ook een borreltje. Aan boord woonden hele gezinnen, man, vrouw en kinderen. Eén voorval zal ik nooit vergeten. Ik vroeg naar de 'kleine' die ik vorige week nog aan boord had gezien. Met tranen in de ogen vertelde de vrouw dat hun kind ergens in Duitsland van boord was gevallen en nooit meer was gezien. Een soortgelijke vraag heb ik nooit meer durven stellen in een schippersgezin.
De winter van 1963 was zo streng, dat de Rijn dichtgevroren was. Het scheepvaartverkeer lag stil en als douaneambtenaar had je niets anders te doen dan onderhoud. Schippers hadden altijd wel wat 'onder de kurk'. Op enig moment wordt het met een aantal collega's, ergens aan boord, wel erg gezellig. De accordeon komt tevoorschijn en er ontstaat een feestje. De volgende dag staat er een foto in de Gelderlander met een artikel over het tijdverdrijf van douaneambtenaren op momenten dat er geen werk gedaan kan worden. Eén geluk: collega's staan onherkenbaar op de foto. De douanetop heeft kosten nog moeite gespaard om erachter te komen wie zich 'misdragen' had. Dat is uiteindelijk niet gelukt."
Leuke verhalen uit een ver verleden tijd. Een tijd waarover Lerus met enige weemoed aan terugdenkt. Een tijd die mede door de Europese eenwording verloren is gegaan en nooit meer zal terugkomen.