Accessibility Tools

Skip to main content

Pogingen om vluchtelingen buiten de landsgrenzen te houden

In 1881 werden de joden beschuldigd van moord op tsaar Alexander II (1818-1881). De beschuldigingen waren vals. Toch kwam er een golf van anti-joodse pogroms in het zuidwesten van Rusland. Duizenden joodse huizen werden vernietigd en veel families werden straatarm gemaakt. Tsaar Alexander III (1845-1894) voerde op 15 mei 1882 anti-joodse wetten in en wakkerde het bestaande antisemitisme nog verder aan. Veel joden voelden zich ernstig bedreigd en vluchtten. Een aantal van hen probeerde Nederland binnen te komen.

Oud-Archief Zevenaar, 043

Joodse inzet voor vluchtelingen

In 1893 gaf de liberale minister van Justitie Hendrik Jan Smidt (1831-1917) de burgemeesters van grenssteden opdracht streng de hand te houden aan de maatregelen ‘betreffende de Russische landverhuizers.’ De Zevenaarse chazan (voorzanger tijdens een synagogedienst) Mozes Isaac Petzon legde zich hier niet bij neer. Samen met zijn medewerkers bepleitte hij met enig succes bij de autoriteiten om vluchtelingen die geen of onvoldoende papieren hadden als transitoreizigers in ons land te laten. De Grensvereniging voor Emigranten richtte in Zevenaar een ‘Russenhotel’ in, waar sinds 1904 de gedwongen emigranten een politiekaart kregen met het recht tot acht dagen verblijf in Nederland.

Anti-joodse maatregelen

Op 30 januari 1933 kwamen de nazi’s aan de macht. De internationale economie verkeerde op dat moment in een crisissituatie. Lonen, winsten en renten daalden, de werkloosheid nam toe. De nazi’s oordeelden dat hieraan een joodse samenzwering ten grondslag lag. Vanaf maart 1933 arresteerden ze massaal joden, beperkten joodse zakenlieden en geleerden ernstig in hun mogelijkheden en ontsloegen joodse werknemers. Ook op psychologisch terrein voerden ze een oorlog tegen de joden: ze belasterden en vernederden hen en doordrenkten het Duitse volk met antisemitische gevoelens. In 1933 hadden al 38.000 joden Duitland verlaten. Vanaf 1934 tot 1938 ontvluchtten nog eens ongeveer 90.000 joden het land. Vluchtelingen probeerden met de hulp van comités onder meer in Zevenaar, Dinxperlo en Winterswijk een voorlopige verblijfsvergunning te krijgen en daarna toestemming om naar een emigratieland door te reizen.

Nationaalsocialisten wilden vernietiging van alle joden

In de Kristalnacht (9 op 10 oktober 1938) vond een georganiseerde actie (pogrom) tegen de joden plaats: de nazi’s staken synagogen in brand en vernielden winkels, huizen, scholen, bedrijven, begraafplaatsen en ziekenhuizen van joden. Ook arresteerden ze ongeveer 25.000 mannelijke joden en sloten hen op in concentratiekampen. Een nieuwe, veel grotere groep joodse vluchtelingen meldde zich aan de landsgrenzen. Dit leidde zowel tot negatieve reacties als uitingen van solidariteit met de vervolgden. Ook waar de Nederlandse regering wilde erkennen dat joden redenen hadden uit Duitsland te vluchten, wilde ze de grenzen niet voor hen open zetten. Nederland zou hoogstens een transmigratieland mogen zijn. Opvang van en hulpverlening aan vluchtelingen achtte ze geen overheidstaak. Het overheidsbeleid leidde in de grensstreek tot dramatische taferelen. Zo werd een joods echtpaar dat naar Gendringen was gevlucht onder luid gejammer weer de grens over gezet. Op 12 november 1938 gaf de rooms-katholieke minister van Justitie Carel Goseling (1891-1941) de burgemeesters van Nederlandse grensplaatsen strikte richtlijnen: de grens moest ook voor nieuwe vluchtelingen gesloten blijven. Alleen waar vluchtelingen dicht bij de Nederlandse grens woonden en waar ze wegens gevaar voor hun leven met achterlating van alles wat ze hadden naar Nederland waren gevlucht, mochten ze tijdelijk worden toegelaten..Niet alle burgemeesters voerden de richtlijnen zo strikt als bedoeld uit. Zo schreven de burgemeesters van Dinxperlo en Gendringen zoveel mogelijk verblijfsvergunningen uit om daarmee vluchtelingen te redden.

Particuliere hulp

In december 1938 kwam een groep joodse kinderen vanuit Duitsland in Zevenaar aan. Op kosten van de in leven geroepen verschillende hulpcomités werden ze opgenomen in het Rivierhuis De Steeg in de gemeente Rheden. Leden van het Joods Vluchtelingencomité uit Arnhem hadden lijsten van trams en treinen die uit Duitsland kwamen. Ze stonden klaar om als zogenaamde stationswacht in grensstation Zevenaar de vluchtelingen van eten en drinken te voorzien, onderdak te verschaffen of verder te helpen. De voorzitter van het Vluchtelingen Comité in Zevenaar, de jood J.C. Rosenberg, en enige Arnhemse medewerkers wisten door hun diplomatieke optreden te bereiken dat heel wat vluchtelingen konden doorreizen naar veiliger oorden.

Grenzen dicht

Vanaf februari 1939 was het aantal beperkende maatregelen zo groot, dat de grenzen in feite voor alle categorieën vluchtelingen gesloten waren. Joodse vluchtelingen die ons land binnen wisten te komen, werden overgebracht naar een speciaal gebouwd verzamelkamp in Westerbork. De regering bepaalde dat het kamp niet comfortabeler mocht zijn dan de behuizing van de inwoners van de streek. Ze schoot het geld voor de bouw van het kamp voor. Joodse vluchtelingenorganisaties moesten het op termijn terugbetalen. De regering legde de bewoners van het kamp beperking van bewegingsvrijheid op, liet in- en uitgaande post censureren, bond bezoek aan regels en kon bezoek op politieke gronden weigeren.