De vroege geschiedenis van steenfabriek de Panoven
De naam Panoven is al die jaren blijven hangen
Meneer Kruitwagen maakte de modernisering van steenfabriek De Panoven in de jaren 1960 van dichtbij mee. Deze periode verschilde in grote mate van de tijd waarin zijn vader nog in de fabriek werkte. Meneer Kruitwagen vertelt over deze vroege geschiedenis van de fabriek.
Dakpannen van soepele klei
“In steenfabriek De Panoven zijn tot 1924 ook pannen gemaakt: dakpannen. Toen werd de klei nog met de schop gestoken, zoals men dat toen noemde. De klei die hier in de omgeving te vinden was, was een erg makkelijke, soepele klei. Die kon je dus delven. Dat gebeurde allemaal met een schop, een paard en een karretje. Die werd dan op een hoop of een grondbult gespoord, zoals men dat dan noemde.
Verschillende kleilagen
Die kleilaag was hier ter plekke in zijn totaliteit zo’n 3,5 meter dik. Deze was opgebouwd uit verschillende kleilagen, afhankelijk van de bovenstromen van de rivieren die de klei met hoog water hier naartoe voerden. Sommige van die kleilagen waren erg zuiver en die werden dus apart gehouden voor het pannenmakerij. Toen was de hoofdproductie eigenlijk dakpannen. De klei waar een rots-splintertje of een keitje in zat werd apart gehouden voor het steenmakerij.
Vele handjes
Toen hier nog pannen en stenen gemaakt werden en er nog veel handwerk was, werkten hier zo’n 30 tot 35 mensen. Veel mensen en weinig stenen. Ja, dat was vroeger allemaal handwerk. Mijn vader zei als grap: ‘mensen heb ik niet nodig, ik heb wel handjes nodig. Jammer dat de mensen maar twee handjes hebben.’ Onder werknemers was een vaste kern die jarenlang bleven, maar er waren ook wisselende mensen. Dat waren mensen die in de zomerdag hier werkten en in de winterdag toch een beetje overbodig werden. Ja, die kwamen in het voorjaar weer terug. Of er kwamen anderen voor terug.
De moddermaker
De kleimaker, de moddermaker, moest dan met een schop en blote voeten die klei kneden. Daarna ging de klei de pers in. Later toen hier een mengertje kwam, werd de moddermaker in feite overbodig. De menger ging dat werk doen en de klei ging dan regelrecht vanuit de kleiput de menger in zonder verdere voorbereiding. Zo makkelijk was die klei. Dat scheelde in ieder geval in arbeidswerk en arbeidskosten. Bij de meeste fabrieken werd die klei op grote bulten gespoord. Die klei bleef dan een paar jaar liggen om te rotten, zoals men dat toen noemde. Door bevriezing en de weersinvloeden werd de klei dan makkelijker. De klei vroor dan. Het had als doel dat in de roofgrond de worteltjes verrotten, vandaar de naam.
Na 1926
In 1924 / 1926 heeft men deze zigzagoven gebouwd. Er is toen ook een baggertje gekocht: een excavateur. Die staat er nog steeds en is nog compleet en werkend. Maar die bagger haalde al die lagen door elkaar heen naar boven. Men heeft toen nog een paar jaar geprobeerd om toch pannen te blijven maken van die klei. Maar men kreeg zoveel van die gescheurde pannen dat het niet meer rendabel was. Ze zijn toen overgegaan tot alleen de steenproductie. Een ambachtelijke baksteen voor particuliere huizen. De naam Panoven is al die jaren blijven hangen.”