Het werden geen voetbalschoenen voor mijn verjaardag, maar een sanatorium bed
Het is juni 1966. Over een paar weken, 6 juli, wordt Henk Dellepoort (1956) tien jaar en mag hij eindelijk op voetbal. In dezelfde maand is in Zevenaar een grote uitbraak van tbc. Henk woont in Zevenaar en alle leerlingen krijgen op school een mantoux onderzoek, een paar krapjes op de arm. “Kijk”, zegt Henk tegen zijn moeder, “de mijne zijn opgezet”. Bij zijn moeder gaan de alarmbellen af, verder onderzoek is nodig. Ze haalt hem op van school en Henk zegt: “Ik weet wat we gaan doen, we gaan voetbalschoenen kopen”. “Nou nee”, zegt zijn moeder, “we gaan naar het ziekenhuis voor onderzoek”. Eén opname in het sanatorium Dekkerswald, dertien maanden en twee verjaardagen later komt Henk weer thuis.
Vlak voor zijn tiende verjaardag blijkt Henk besmet te zijn met tbc en belandt hij in sanatorium Dekkerswald in Groesbeek.
Het is juni 1966. Over een paar weken, 6 juli, wordt Henk Dellepoort (1956) tien jaar en mag hij eindelijk op voetbal. In dezelfde maand is in Zevenaar een grote uitbraak van tbc. Henk woont in Zevenaar en alle leerlingen krijgen op school een mantoux onderzoek, een paar krapjes op de arm. “Kijk”, zegt Henk tegen zijn moeder, “de mijne zijn opgezet”. Bij zijn moeder gaan de alarmbellen af, verder onderzoek is nodig. Ze haalt hem op van school en Henk zegt: “Ik weet wat we gaan doen, we gaan voetbalschoenen kopen”. “Nou nee”, zegt zijn moeder, “we gaan naar het ziekenhuis voor onderzoek”. Eén opname in het sanatorium Dekkerswald, dertien maanden en twee verjaardagen later komt Henk weer thuis.
Met z’n allen naar Groesbeek
“Ik bleek besmet met tbc. De bron van de besmetting was waarschijnlijk de eigenaar van een dierenzaak in Zevenaar waar ik veel kwam. Mijn oma had vogels en ik kocht zangzaad voor haar in die zaak. Toen de tbc in 1966 uitbrak, was het sanatorium in Zevenaar net gesloten omdat er geen tbc-gevallen meer waren. We moesten daarom naar sanatorium Dekkerswald in Groesbeek. Ik heb eerst nog in het Zevenaarse ziekenhuis gelegen. Door de hoos aan tbc-gevallen moest Dekkerswald eerst worden uitgebreid met noodbarakken. Met ongeveer tien kinderen uit Zevenaar, in de leeftijd van 5 tot 10 jaar, kwam ik in deze barakken terecht. Kinderen van onder andere Hendriks, Molenaar, Jansen, Wolfhagen, Smits en (Henk) Wijnbergen.
De eerste kennismaking
Ik lag op een grote zaal met aan iedere kant vijf bedden. Jongens en meisjes sliepen op aparte zalen. Er was weinig inrichting: een stalen bed met een lamp erboven en een gordijn. Toen ik aankwam, werd ik meteen met een leren tuig in bed vastgesnoerd. In bed had ik een kooi zodat er geen dekens over mijn benen lagen, die moesten vrij liggen. Ik moest rusten en mocht er niet uit. Alles gebeurde in bed: wassen, eten en ook onderwijs. Voor de eerste vier maanden was dat mijn leven. Ik vond dit niet angstig, maar wel frustrerend want ik wilde buiten spelen én voetballen.
Het leven in Dekkerswald
Een meester gaf alle kinderen van verschillende leeftijden onderwijs. Het was vooral bedoeld om de onderwijsachterstand zo klein mogelijk te houden, want het waren geen volwaardig lessen. De meester had een projector waarmee op een groot doek films werden vertoond, zoals over Afrika. Dat doorbrak de dagelijkse sleur.
Ik ben daar twee keer jarig geweest (10 en 11 jaar), maar ik kan mij niet herinneren dat dit werd gevierd. Wel herinner ik dat we Sinterklaas vierden. Dat weet ik nog, omdat de oude man zijn baard verloor.
Creatief met eten
Het eten kwam uit de gaarkeuken en we moesten alles opeten. Dat was een probleem als je iets niet lustte. Maar we hadden hier wat op bedacht, een ruilhandel. Je ruilde dan het eten wat jij niet lustte met een kind die dat wel lekker vond. Ik wilde geen fruit, dus ik moest iedere dag van mijn fruit af. Het personeel dacht dat ik fruit at, maar ik heb daar geen sinaasappel gegeten. We waren erg creatief en vonden voor alles een oplossing.
Kansen voor kattenkwaad
Tijdens het middagdutje was er weinig toezicht. We zagen dan kans om elkaars tuigen los te maken terwijl één kind op wacht stond. We speelden Batman en Thunderbirds na en gingen stiekem naar de meiden toe. We werden weleens betrapt. Maar we hebben toch veel kunnen keten terwijl we eigenlijk moesten rusten. Later glipten we door een raam naar buiten om valkuilen te graven voor het bezoek. We hadden vooraf de grootste lol omdat we wisten dat iemand in zo’n kuil zou vallen.
Heimwee
Met Henk Wijnbergen zat ik in de taxi op weg naar onze opname in Dekkerswald. Wij zijn daar bevriend geraakt en met Henk heb ik altijd contact gehouden. Maar ondanks dat wij in Dekkerswald veel aan elkaar hadden, misten we natuurlijk ons eigen gezin: vader, moeder, broers en zusters. Ik wist van tevoren dat ik dertien maanden in Dekkerswald moest blijven. Ik hoopte wel dat de behandeling aansloeg, want anders lag ik er nog langer. Het verblijf vond ik lang en ik had heimwee. Maar ik heb mij aangepast aan de omstandigheden en probeerde er het beste van te maken.”
Verwante verhalen
Wanneer je probeert er iets van te maken, dan kom je er wel doorheen