Accessibility Tools

Skip to main content

De spoorweg Winterwijk - Zevenaar

Op 9 augustus 1878 werd een wet van kracht, die de mogelijkheid bood tot de aanleg van spoorwegen van een lichtere constructie plus een sterk vereenvoudigde beveiliging. Wachtposten, zoals deze op hoofdlijnen voorkwamen, waren niet vereist. Dit was de Lokaalspoorwet. Een lokaaltrein werd in de volksmond al gauw de ‘Bello’ genoemd, vanwege de bel op de locomotief. De lokaaltreinen mochten aanvankelijk maximum 30 km per uur rijden.

Textielfabrikant Jan Willink haakte in op de mogelijkheden die de nieuwe wet bood. Zijn doel was het textielgebied Twente en de Achterhoek met elkaar te verbinden. In 1879 publiceerde Jan Willink daartoe de brochure: “Lokaalspoorwegen van Winterswijk naar Hengelo en van Winterswijk naar Zevenaar” en hij diende meteen een concessie-aanvraag voor deze lijnen in. De Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij (GOLS) werd op 18 juni 1881 opgericht te Winterswijk.

Opening van de GOLS-lijnen

In Zevenaar was er een afzonderlijk station GOLS, omdat de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) in feite een concurrerende maatschappij was. De GOLS wilde ook in Winterswijk graag een eigen station, hoewel geen twee afzonderlijke stations nodig waren. Het afzonderlijke lokaalspoorstation was niet erg efficiënt voor het treinverkeer. Op 21 juni 1885 werden de lijnen Winterswijk-Zevenaar en Ruurlo-Doetinchem geopend. Bij de opening kwam ook het station Winterswijk GOLS in bedrijf. De lijn Winterswijk-Zevenaar zou jaren later de meest succesvolle lijn van het GOLS-net worden.

Kopstations

Aan de einden (spoorterm: kop) van de spoorlijn kwamen twee grote stations, Zevenaar en Winterswijk. Gezien de concurrentie in die tijd sloot men de spoorlijnen niet aan op de nabijgelegen spoorlijnen. Dat betekende voor de reizigers die verder moesten een hinderlijke overstap. In 1892 werd er een verbindingsspoor aangelegd, zodat er vanaf het hoofdstation Zevenaar kon worden vertrokken. Na 1 juni 1918 kreeg het GOLS-stationsgebouw een andere functie; het werd kantoor (onder) en dienstwoning (boven).

Nostalgisch maar vies

Vanaf de aanleg van de spoorlijn liepen er treinen die door stoomlocomotieven werden getrokken. Nostalgisch: ja, maar kleren werden er altijd vies van. De jeugd vond het heerlijk om tijdens de rit buitenom op de treeplanken te lopen van de ene naar de volgende coupé. In 1930 was de ‘snelheid’ van de treinen opgevoerd naar 50 km/u; in 1935 werd dat 80 km en tegenwoordig rijdt men over de honderd.

Van stoom naar diesel

Na de Tweede Wereldoorlog verdween de stoomlocomotief geleidelijk van het toneel. Vanaf 1953 werd de dieselelektrische tractie ingezet. Eerst kwamen er de vijf-wagen-treinen met in het middengedeelte de motorwagen. Daarna verschenen de Blauwe Engel en de Rooie Duivel. In de spits werden in de 70-er jaren ‘getrokken rijtuigen’ ingezet met aan voor- en achterzijde een diesellocomotief. In het begin van de 21ste eeuw veranderde het beeld totaal doordat de Nederlandse Spoorwegen (NS) concurrentie kregen van buitenlandse maatschappijen. Breng en Arriva sloten een contract met de provincie Gelderland en gingen met ultramoderne treinen rijden.

Literatuur

Gerrie Willemsen, ‘140 jaar spoor langs Zevenaar’, 1996.