Thé loopt van de deel het voorhuis in om zijn vrouw te vertellen dat ze zich klaar moet maken voor vertrek. Ondertussen haalt Bernd het enig overgebleven paard uit de stal. Het veulen is het er niet mee eens en laat dat duidelijk horen. De Duitsers hebben al twee paarden in beslag genomen. Thé heeft moeten smeken “den Brune” , de minst mooie, maar wel de betrouwbaarste te mogen houden. Gelukkig hebben ze de bruine merrie laten staan. Een officier, zelf boer, begreep ook wel dat het paard niet gemist kan worden. Ook de meeste koeien zijn gevorderd. Het is akelig leeg in de stallen. Het inspannen gaat snel. Binnen 10 minuten staat het dier in de dresseerkar, een klein karretje op twee wielen waar je van achteren opstapt met aan weerskanten twee zitplaatsen. Tot slot pakt Bernd een paardendek en legt dat op de kar. Dan gaat de deur naar de bijkeuken open en brengt Riet, de meid, een tas met doeken, een paar dekens en twee warmwaterkruiken naar de kar. Die kruiken zullen ze nodig hebben, want het is koud, net boven nul en er staat een straffe noordwestenwind.

Gepubliceerd in Verhalen

"Ik ben geboren in Groessen. We waren thuis met zijn zessen. Ik was van een tweeling. Mijn vader heb ik eigenlijk nooit gekend, ik was tien jaar toen hij doodging. Die had suikerziekte en zijn been is afgezet. Ik moest al op mijn veertiende bij een gezin gaan werken om geld te verdienen. Als ik dan 's avonds thuis kwam moest ik mijn moeder ook nog helpen met de huishouding. Een broer van mij was metselaar, net als mijn vader. Een andere was schilder, maar die waren allemaal heel vroeg dood. Ze waren rond de veertig, allemaal aan het hart."

Gepubliceerd in Verhalen

“In steenfabriek De Panoven zijn tot 1924 ook pannen gemaakt: dakpannen. Toen werd de klei nog met de schop gestoken, zoals men dat toen noemde. De klei die hier in de omgeving te vinden was, was een erg makkelijke, soepele klei. Die kon je dus delven. Dat gebeurde allemaal met een schop, een paard en een karretje. Die werd dan op een hoop of een grondbult gespoord, zoals men dat dan noemde.

Gepubliceerd in Verhalen

"Ik ben tijdens onweer in Loo geboren, vertelde mijn moeder vroeger. In die tijd had je geen auto en telefoon was er ook nauwelijks. Dus stapte mijn vader op de fiets om de huisarts te gaan halen. Mijn ouders hadden een tuinderij, waar ik veelvuldig heb geholpen met het plukken van bessen, bonen hakken of plukken. Als je uit school kwam dan moest je helpen, dat was heel gewoon. Ik ben opgegroeid in een klein gezin. Ik had alleen een broer, die tweeëneenhalf jaar ouder was dan ik. Dat was vrij bijzonder voor die tijd, toen de pastoor nog langs kwam om te vragen waarom er niet meer kinderen kwamen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog leefden we heel rustig in Loo aan de dijk."

Gepubliceerd in Verhalen

"Als kind ging ik vroeger naar de steenfabriek waar mijn vader als stoker werkte. Van mijn vader mocht ik helpen de oven op de juiste temperatuur te houden. Zo maakte ik kennis met het vak van stoker op een steenfabriek. Toen er later een nieuwe stoker voor de fabriek gezocht werd, kreeg ik de kans als stoker aan de slag te gaan. Niet dat de arbeidsomstandigheden zo fantastisch waren, maar ik kon er meer verdienen dan bij de boer waar ik werkte."

Gepubliceerd in Verhalen
Pagina 4 van 4