Mijn vader haalde een list uit

reactiedatum 1940 1944
E.H. Sparenburg E.H. Sparenburg Ina Kotterman

Het leven in Zevenaar ten tijde van oorlog

De vroegste herinneringen van Ernest H. Sparenburg (1936) gaan terug tot hij een jaar of twee was. Op een zondagmiddag ging het gezin het nieuwe huis aan het stationsplein bekijken. Zij verbleven daar een groot deel van de oorlog. Op 24 september 1944 zijn zij naar de Doelen verhuisd, het kantoor van Gimborn.

Het begin van de oorlog

“In de ochtend van tien mei 1940 werd ik wakker van een hoop herrie. Ik werd uit mijn bed gehaald en op een stoel in de bijkeuken gezet. Blijkbaar waren mijn ouders nogal angstig voor wat er allemaal te gebeuren stond. Wat ik mij daar nog van herinner was een hoop tumult. De eerste periode van de oorlog was vrij hectisch.

Inkwartiering

Al aan het begin van de oorlog hebben we eens een keer een Duitse militair in huis gehad. Die sliep dan op mijn kamertje. Ik sliep dan ergens anders. De mensen die ingekwartierd werden, daar mochten we beslist niet mee spreken. Vrij logisch ook. Er werd ons op het hart gebonden dat we het woord mof niet mochten gebruiken. Daar kregen we een verhaal bij dat er een jongetje was geweest die het woord wel had gebruikt en gestraft werd. Hij schijnt een pak slaag gekregen te hebben. Hij werd doodgeslagen.

Naar de Doelen

Nog tijdens de slag om Arnhem werd het mijn vader te heet onder de voeten. Hij zei: ‘We gaan hier weg’. We zijn toen op 24 september 1944 naar de Doelen gegaan, het kantoor van Gimborn. Mijn vader was namelijk directeur van H. van Gimborn NV. We hebben een half jaar in het huis de Doelen gezeten. Er waren toen evacuatiedreigingen. Heel spannend was dat. Moesten we weg, moesten we niet weg? Uiteindelijk niet, dankzij locoburgermeester Borst.

De list met de verf

Gewonden en zieken werden opgenomen in het oude ziekenhuis langs de Didamseweg. De Duitsers wilden een kruis laten verven op het dak. Ze kwamen naar Gimborn om watervaste witte verf te vragen. Eigenlijk had Gimborn geen watervaste verf voor buiten. Ze hadden wel een witte verf die feitelijk watervast was, maar dat was voor reclamedoeleinden. Mijn vader haalde toen een list uit. Hij zei: ‘die verf hebben we niet, maar ik kan het wel maken. Alleen dan moet ik stroom hebben’. Stroom was taboe. Maar die stroom, die kregen we.

24 uur pompen

De verf stond al in het magazijn, maar er was koolzaad die uitgeperst moest worden voor lijnolie. Mart Polman heeft toen 24 uur staan pompen in het laboratorium. Daar ben ik nog bij geweest. Herinner mij dat die man de hele tijd achter elkaar stond te draaien. Continu en zonder te slapen. Ik zei: ‘Je zult wel slaap hebben’. Ja, dat had hij natuurlijk. Maar goed, we hadden lijnolie en dat werd keurig netjes opgeslagen.

Bolderkar met verf

Daarna ben ik op een zondagmiddag met mijn vader het magazijn in geweest. Met de bolderkar haalde ik met mijn vader tien bussen verf. Die heeft mijn vader persoonlijk bij de Ortscommandant afgeleverd, voor op het dak van het ziekenhuis. Ja, dat was allemaal voor de bevrijding.”

Interviewer: Maryse Duindam

Verwante verhalen

Die Bren Carriers, dat ging met een enorme snelheid
Ik maande mijn broertje om mee de schuilkelder in te gaan

 

Tags:

Geef een reactie